-
1 track
n. spoor; pad; baan; kanaal (van televisie)--------v. een weg volgen; bewegingen volgen; reizen, oversteken, najagentrack1[ træk] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 ren/racebaan ⇒ wielerbaan6 rupsband♦voorbeelden:be on someone's track • iemand op het spoor zijnlose/keep track of • uit het oog verliezen/contact houden met; (niet meer) op de hoogte blijven van〈 informeel〉 in one's tracks • ter plaatse/plekke→ hot hot/————————track2II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
2 cover (up) one's tracks
-
3 cover up one's tracks
-
4 cover up
n. bewaken,dekken,verzekeren--------v. overdekken,afdekken; dekken (iemand beschermen,verstoppen)cover up♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verdoezelen ⇒ wegmoffelen, verhullen♦voorbeelden: -
5 remove
n. fase; overgaan (van klas); graad (v. bloedverwantschap); afstand--------v. verwijderen, afnemen, uittrekken; afzettenremove1[ rimmoe:v] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ be but one remove/a few removes from anarchy • maar één stap/een paar stappen verwijderd zijn van de anarchie————————remove2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verwijderen ⇒ wegnemen, opheffen 〈 twijfel, vrees〉; afnemen 〈 hoed〉; afruimen 〈 tafel〉; uitwissen 〈 sporen〉; schrappen, afvoeren 〈 van een lijst〉; op straat zetten 〈 huurder〉; uitnemen, uittrekken2 afzetten ⇒ ontslaan, wegzenden3 verhuizen ⇒ verplaatsen, overplaatsen, overbrengen♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский